Het gaat niet over verbruik, maar over pieken

Netcongestie heeft dan ook weinig te maken met hoeveel elektriciteit we op jaarbasis verbruiken. Het draait vooral om pieken: momenten waarop er zeer veel elektriciteit tegelijk van het net wordt afgenomen, of juist op het net wordt geïnjecteerd. Opvallend is dat de totale netto-afname van elektriciteit van het net de voorbije jaren net is gedaald, ondanks de sterke elektrificatie. Warmtepompen en elektrische wagens zijn duidelijk in opmars, maar tegelijk worden ook steeds meer zonnepanelen en windturbines geïnstalleerd.

Te veel productie leidt tot negatieve prijzen

Die bijkomende productie leidt er soms toe dat er op bepaalde momenten, bijvoorbeeld tijdens zonnige en winderige weekends, meer elektriciteit wordt opgewekt dan er wordt verbruikt. In zulke situaties zakken de elektriciteitsprijzen zelfs onder nul. Dat betekent niet dat elektriciteit plots waardeloos is, maar wel dat er op dat moment te weinig vraag is tegenover een te grote productie.

Europese regels verhinderen bijsturing

In een goed functionerende markt zou men in zo’n situatie tijdelijk de productie van wind- en zonne-energie afschakelen. In de Europese context gebeurt dat echter nauwelijks, omdat het beleid sterk inzet op maximale productie van hernieuwbare energie, los van de vraag en los van de beschikbare netcapaciteit.

Industrie is niet de schuldige

Recent werd tijdens een hoorzitting over deze problematiek gesteld dat netcongestie vooral te wijten is aan de “oncontroleerbare groei van de industrie” en dat die groei zou moeten worden afgeremd om toekomstige problemen te vermijden. Met die redenering ga ik niet akkoord. Netcongestie is geen fout van de industrie, en evenmin van gezinnen. De kern van het probleem ligt bij de ongecoördineerde en verplichte uitbouw van hernieuwbare energie, zoals die vandaag op Europees niveau wordt opgelegd.

Datacenters en Batterijparken

Daarnaast zien we nog twee andere belangrijke ontwikkelingen. Ten eerste zijn er steeds meer aanvragen om capaciteit op het elektriciteitsnet te reserveren voor mogelijke toekomstige investeringen, onder meer voor datacenters en grootschalige batterijparken. In landen zoals Nederland en Duitsland is het elektriciteitsnet ondertussen verzadigd, waardoor nieuwe datacenters daar nauwelijks nog kunnen worden aangesloten. Grote internationale spelers zoeken daarom naar alternatieve locaties. De vraag is of dit wel de richting is die we willen inslaan, en welke prioriteiten we als samenleving willen stellen.

Ten tweede is er de opkomst van batterijparken. Het verdienmodel van zulke installaties is relatief eenvoudig: zij halen hun inkomsten vooral uit het opvangen van onevenwichten op het elektriciteitsnet. Die kosten worden echter doorgerekend aan alle elektriciteitsgebruikers via hun factuur. Wat op papier een technisch hulpmiddel lijkt, vertaalt zich in de praktijk dus in hogere kosten voor gezinnen en bedrijven.

Tijd voor realistische keuzes

Uiteindelijk komen we steeds terug bij dezelfde fundamentele vraag: is het noodzakelijk om koste wat het kost de beste leerling van Europa te willen zijn op het vlak van hernieuwbare energie? Zeker in een regio met beperkte ruimte en relatief weinig zon en wind, dringt een realistischer en evenwichtiger aanpak zich op. Hernieuwbare energie is een belangrijk onderdeel van de energietransitie, maar zonder afgestemde netplanning en duidelijke prioriteiten dreigt ze haar eigen succes in de weg te staan.

Onderwerpen