Inleiding

In de Senaat werd destijds gediscussieerd over een ‘burden sharing’. Op een aantal mensen na waren de specialisten van de verschillende parlementen daar niet bij betrokken. Ere wie ere toekomt: onze voorzitter heeft toen het initiatief genomen om in samenspraak met de andere voorzitters van de gewestelijke parlementen en de Kamer een interparlementaire commissie energie en klimaat op te starten.

De N-VA heeft niets tegen strengere doelstellingen. De vraag is enkel hoe we daartoe komen, hoe we die realiseren. Voor ons zijn een aantal parameters daarbij heel belangrijk: haalbaar, betaalbaar, betrouwbaar en duurzaam. We moeten vermijden dat de discussie alleen gaat over grote principes, een grote visie en grote communicatie, er moet dus ook over heel concrete maatregelen worden gesproken. Dat hebben we vanmorgen nog ondervonden in de commissie Energie waar de grote visie inzake bijvoorbeeld digitale meters dan toch plots botst op een aantal technische moeilijkheden.

Verduidelijking

Drie zaken zijn voor ons belangrijk. In artikel 18 staat dat de ETS-inkomsten (Emissions Trading System) volledig moeten worden besteed aan het klimaatbeleid. Er is een decreet klimaatfonds, met andere woorden, de drie gewesten kunnen dat anders invullen. Wij hebben dat heel duidelijk op een bepaalde manier ingevuld, wij willen dat gebruiken voor de organisatie van en bijdrage aan klimaatveilingen, voor een inter-Vlaams klimaatbeleid bijvoorbeeld voor het verbeteren van de energie-efficiëntie van schoolgebouwen en zorginstellingen, voor internationale steun en voor de compensatie van het competitiviteitsverlies door het EU-klimaatbeleid, noem het de indirect carbon leakage (ICL). Voor ons is het belangrijk dat dit een geheel vormt binnen het klimaatbeleid.

Ten tweede: in verband mat artikel 45, waar we in samenspraak met de sectoren spreken, rijst natuurlijk de vraag van tussendoelstellingen en becijferde streefdoelen. Dit is een heel goed principe. Nu kijkt men naar een periode van twintig tot dertig jaar of zelfs van twintig tot vijftig jaar, maar eigenlijk zou je elk jaar of om de twee of drie jaar moeten kunnen bekijken wat we afspreken en hoe we daar kunnen geraken.

De enige fout die we niet mogen maken, is de sectoren te klein te benoemen. Want dan creëer je het effect dat bepaalde sectoren het heel lastig hebben en dat het andere sectoren beter gaat, en dat je niet de globale ‘bubbel’ bekijkt. Voor ons zijn er twee grote sectoren: de non-ETS-sector en de ETS-sector. Binnen die non-ETS-sector kunnen er ook verschuivingen zijn. Soms kan het zijn dat we op het vlak van woningen meer kunnen doen, maar het kan ook zijn dat, indien de industrie of economie groeit, het daar moeilijk is om de individuele parameters te halen.

Wat is onze uitstoot?

Ten derde: wat is op zich de doelstelling? We hebben hier heel lang over gediscussieerd. En er was een vraag om hier een getal op te plakken: 45 procent, 50 procent, 55 procent, sommigen boden zelfs meer. Uiteindelijk is het afgetopt op meer dan 40 procent. Ik zou u allemaal willen uitdagen om iets te doen wat de voorzitter normaal niet toestaat: download de app van electricityMap. Die app geeft weer hoe elk land vandaag zijn energie produceert. Als we naar België kijken, dan importeren we momenteel ongeveer 35 procent van onze behoeften. Onze eigen productie is dan het saldo, waarvan een heel klein pakketje zonne- en windenergie is. Het grootste deel komt van gascentrales. We zien ook dat de prijs tussen 80 en 100 euro per megawattuur op de day-ahead market ligt.

We zien ook dat onze uitstoot CO2-equivalent per kilowattuur ongeveer een kleine 350 gram bedraagt. Die 350 gram betekent dat we vandaag 4000 ton CO2 uitstoten. Over die uitstoot zeggen specialisten dat dit een Europese boekhouding, een Europees verhaal is. Als wij in de toekomst meer gas zullen produceren, dan hebben we op andere plaatsen misschien minder steenkoolcentrales en blijft alles ongeveer in evenwicht.

Zoals ik net zei, moet een doelstelling die je vooropstelt, voldoen aan vier parameters. De eerste parameter is de haalbaarheid. Ik geef dit gewoon mee en we kunnen hier altijd over debatteren, maar als je weet dat Europa momenteel voor 8 procent van de globale mondiale uitstoot verantwoordelijk is en dat Europa bijna alleen op dit vlak de strijd aangaat, dan moeten we ook opletten dat we onszelf in een mondiale geglobaliseerde wereld niet de markt uit prijzen.

Ten tweede is er ook door Vlaanderen afgesproken dat we tegen 2030 35 procent minder zullen uitstoten. Volgens onze cijfers van 2016 halen we daar 0,5 procent van. Dat is heel weinig, maar dat komt omdat we ons nog altijd dagelijks verplaatsen en hier vandaag nog altijd op de trappen noodverlichting voorzien, die volgens mij totaal geen zin heeft. Dat komt omdat we nog altijd aan de overkant liften verplaatsen en dus een pak koude lucht binnen blazen. Dat komt omdat onze woningen en gebouwen nog altijd onvoldoende energie-efficiënt zijn. Maar niet alleen wij hebben dat probleem. Ook Duitsland heeft dit probleem. Duitsland lost niet in een-twee-drie het probleem van zijn 40 gigawatt kolencentrales op, integendeel.

Haalbaarheid gaat ook over technische haalbaarheid. U kunt onze regio niet vergelijken met Wallonië. U kunt België zelfs niet vergelijken met landen als Oostenrijk, dat maar 9,5 miljoen inwoners heeft tegenover onze 11,5 miljoen. U kunt ons land zelfs niet vergelijken met Noorwegen.

Met andere woorden: de technische haalbaarheid, die kostenefficiënt is, kun je inderdaad niet vergelijken van land tot land.

Duurzaamheid?

Dan kom ik tot het tweede aspect: duurzaamheid. Ik heb het daarnet gezegd: wij stoten momenteel per geproduceerd kilowattuur 344 gram uit. Dat komt uiteraard doordat een aantal kerncentrales momenteel stilliggen. Daar kom ik straks nog op terug. Dat betekent echter wel dat onze uitstoot momenteel 50 procent hoger ligt dan in andere maanden. Dit is wel heel belangrijk om te beseffen. We kunnen niet zeggen dat we dit beschouwen als een energetische energieboekhouding op Europees niveau. Neen, beste mensen, die centrales staan wel hier bij ons. Zelfs als we in 2025 zullen moeten discussiëren over de toekomst van de kerncentrales en over de vraag of we de huidige centrales gefaseerd uitschakelen of niet, is het een verkeerd signaal om dan te zeggen dat we dan gascentrales zullen bijbouwen omdat we daarmee de kolencentrales wel uit de markt zullen duwen, waardoor onze Europese uitstoot op hetzelfde niveau blijft.

Ik denk dat onze ambitie moet zijn om Europees onze CO2-uitstoot zelfs te verlagen. Dat is wat ook Maarten Boudry zegt. Dus moet je ook open durven denken. Dat staat ook in het rapport van het IPCC: wat doen we in de toekomst zelfs met reactoren van de derde en vierde generatie? We steken momenteel heel veel geld van de federale overheid in het MYRRHA-project. Is dat dan niet meer voor de toekomst? Wat doen we met de derde generatie, de kleine modulaire reactoren tot 200 megawatt? Laten we die zomaar links liggen? Met andere woorden: ook die discussie moeten we in zijn globaliteit kunnen aangaan.

Zijn onze doelstellingen betrouwbaar?

Men spreekt vaak over de bestaande kerncentrales. Ik heb het hier over eens verder over het muurtje kijken en eens in de toekomst kijken. Zoals ook het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) aanraakt: kerncentrales hebben de laagste CO2-uitstoot. Met andere woorden, ik probeer hier duidelijk te maken dat wij momenteel een van de hoogste uitstoten van CO2 hebben. Als u die app downloadt, gaat u dat zien. Dit is omdat kerncentrales door onderhoud stilliggen en we op 4 gigawatt gas draaien, en nog eens gaselektriciteit en bruinkoolelektriciteit invoeren. Vandaar dat wij momenteel in Europa een slechte leerling zijn. Of je dat nu leuk vindt of niet, die app liegt niet.

Als we het hebben over betrouwbaarheid, dan wil ik het eigenlijk niet moeten hebben over stroomboten, of over afschakelplannen. Het geeft aan ons, als geïndustrialiseerde regio, een zeer slecht imago, en we kunnen dit niet aanvaarden en ons er niet bij neerleggen.

En dan kijk ik naar ENGIE, en niet naar het FANC. Het is ENGIE die verantwoordelijk is om de onderhoudsplanning op te maken. Als zij die onderhoudsplanning zodanig opmaken dat inderdaad straks slechts één centrale draait, dan verwijt ik hun daarvoor roekeloos gedrag en een zeer vreemde timing. Het FANC is enkel maar verantwoordelijk om de toelating te geven om terug op te starten.

Betaalbaarheid?

Dan wil ik het over de betaalbaarheid hebben. Zoals ik daarnet gezegd heb, zijn wij ook voor ambitieuze doelstellingen. De vraag is op welke manier, en of je daar nog veel bovenop moet gaan leggen. In 2017 is in Europa beslist dat we tegen 2030 40 procent minder uitstoten ten overstaan van 1990. Er is ook in 2018 beslist voor 32 procent hernieuwbare energie en 32,5 procent energie-efficiëntere. Ik merk op dat Europa vroeger had vooropgesteld om tegen 2020 voor 20 procent minder te gaan.

En om die 40 procent te halen, zijn er twee factoren. De eerste factor is: het non-ETS-gebeuren. Dit betekent 30 procent minder ten overstaan van 2005, die dan verdeeld wordt over de lidstaten – burden sharing – op basis van het bruto binnenlands product. Dit betekent dat België niet 30 procent minder moet gaan, maar 35 procent minder. Studies wijzen ook uit dat dit veel meer is dan kostenefficiënt mogelijk is, want de kostenefficiëntie zou gaan over 28 procent. Die 35 procent ligt vast, en zal waarschijnlijk in een volgend akkoord tussen de gewesten gelijkmatig verdeeld worden, 35-35-35, over de drie gewesten, en niet zoals nu, waar Vlaanderen meer moet doen dan zelfs Brussel.

Een tweede parameter om tot die min 40 procent te komen is, is niet enkel maar wat gebeurt op non-ETS, maar ook op de ETS, dus de grote industrie, de productie van elektriciteit. Men heeft gezegd dat om tot die globale min 40 procent te komen, die groep tot min 43 procent moet gaan. We zien dan ook dat bij grote bedrijven, die in een combinatie van kopen en krijgen van emissierechten zitten, op voorwaarde dat ze een energiebeleidsovereenkomst afsluiten, er vanaf 2021 minder emissierechten zullen zijn om aan te kopen, en zien we dat het overschot dat vanaf 2019 in een buffer gestopt wordt, vanaf 2023 vernietigd zal worden.

Dat alles heeft ertoe geleid dat onze prijs voor CO2-uitstoot per ton in plaats van 5 euro in 2017 momenteel 20 euro is. U zult zeggen: ‘Fantastisch, de vervuiler betaalt’. Maar de combinatie met de hogere aardgasprijzen zorgde er ook voor dat momenteel de burger 120 euro per jaar meer zal betalen per gezin voor een gemiddeld verbruik en dat een bedrijf zoals ArcelorMittal momenteel 45 miljoen euro per jaar zal bijbetalen voor dit fenomeen. De vraag is dan: hoe ver kun je gaan zodat de burger zich nog comfortabel voelt om daarom een prijsstijging te betalen? Hoe ver kun je gaan zodat de economie dat nog kan verwerken? Want die prijsstijging is zeer snel, op zes maanden tijd, gebeurd en bedrijven kunnen niet op zo een snelle manier investeren in nieuwe technologieën om minder te gaan uitstoten waardoor ze dit fenomeen gedeeltelijk kunnen wegwerken.

Heel concreet zie je ook weer op de ‘electricity app’, als je kijkt naar de omliggende landen de voorbije dagen, dat dit niet alleen een Belgisch probleem is. Dit probleem doet zich voor in Frankrijk, Duitsland, Nederland enzovoort. De prijs is gestegen van 40 euro naar 70 euro op de markt. Hoe komt dat? Omdat we een klein jaar terug de doelstelling opgetrokken hebben naar -40 procent. Dan wil ik wel weten, voor we de nieuwe getallen vastpinnen, wat dan het effect zal zijn op de CO2-prijs.

Wat zal dan het effect zijn op de prijs voor de burger? Wat zal dan het effect zijn op de economie? Zolang we ook geconnecteerd zijn met de andere landen via onze interconnectie, zie je dat die prijzen afvlakken ten overstaan van de verschillende landen, maar ze stegen wel van 40 naar 70 euro. Dat staat totaal los van de andere discussie die we hebben. Door het feit dat alle kerncentrales momenteel in onderhoud zitten, creëren we inderdaad momenteel een tekort, geraken we gedisconnecteerd, waardoor tijdelijk bij ons ook de prijs stijgt tot 100, 150, 200 euro, beduidend meer dan in de omliggende regio's. Deze prijsstijging, waarvan soms in de pers wordt gezegd dat ze door één zaak wordt veroorzaakt, is er door een combinatie van twee factoren: wij hebben een ambitieuze doelstelling opgelegd, waardoor de prijs stijgt, en daarnaast hebben we nog eens een bevoorradingsprobleem.

Conclusie

Wij staan achter dit voorstel van resolutie. Ik zeg duidelijk dat wij niets hebben tegen strengere doelstellingen. De vraag gaat over de manier hoe je daar geraakt. Dan gaat het niet alleen over grote visies en grote communicatie, maar over concrete maatregelen. Wij willen dat de manier waarop je daar geraakt, haalbaar, betaalbaar, duurzaam en betrouwbaar is. Dat is wat wij vragen. En we vragen, voor we discussiëren over nog hogere doelstellingen, dat er eerst een impactanalyse gebeurt.

Onderwerpen